feodalisme is een vorm van politieke, economische en sociale organisatie die plaatsvond in de Middeleeuwen op het Europese continent. Het begint te bestaan uit de LX eeuw van onze tijd en strekt zich uit tot de vijftiende eeuw.
de vorming van het feodalisme
in de vroege Middeleeuwen, in het bijzonder tijdens de periode van het Karolingische Rijk, begonnen de fundamenten van het feodalisme te worden gevormd. Als het Karolingische Rijk verzwakt, nieuwe Europese koninkrijken ontstaan en, op hetzelfde moment, een reeks invasies door barbaarse volkeren (vooral de Vikingen en slaven) optreden. Dit nieuwe sociale en politieke kader creëerde een klimaat van onveiligheid. Tegelijkertijd was er een stijging van de waarde van de grond. Op deze manier vormt de nieuwe orde een maatschappij waarin klassenverdeling het meest kenmerkende element is.
aan de top van de samenleving was de soevereine of feodale heer
onder de hoge adel en de hoge geestelijkheid. Op een lagere schaal verschenen de lage adel en de lage geestelijkheid. Aan de basis van de sociale piramide stonden de boeren en tenslotte de lijfeigenen. De boeren en lijfeigenen waren de niet-bevoorrechten, voor wie de andere klassen of groepen met een soort privilege stonden. Deze sociale organisatie is het meest echte aspect van het feodalisme en bepaalt de politieke en economische dimensie van de Middeleeuwen.
belangrijkste kenmerken van het feodalisme
de feodale heer was de eigenaar of eigenaar van een leengoed, dat wil zeggen van een deel van het grondgebied. Alle verschillende sociale groepen legden een reeks sociale relaties op. Zo vroegen sommige boeren om bescherming tegen feodale heren en kregen in ruil daarvoor land en een reeks taken die hen vazallen maakten.De vazal werd beschouwd als een minderwaardig man dan de feodale heer, die hem bescherming verleende. Om een vazal te worden was het noodzakelijk om een eed te vervullen, de eerbetoon (deze daad bestond uit de vazal die trouw zweert aan de Heer in ruil voor bescherming).In het feodale model had elk individu een rol afhankelijk van zijn of haar sociale positie. De Heer had dus militaire macht, het religieuze establishment had de functie om de hele bevolking te indoctrineren, de edelen hadden bepaalde privileges (bijvoorbeeld het niet betalen van sommige belastingen) en de boeren en lijfeigenen hadden de functie om de bevoorrechte klassen te dienen door hun werk. Opgemerkt dient te worden dat de lijfeigenen verplicht waren het dienstbaarheids contract te vervullen, dat in een notendop bestond uit het in dienst zijn van de feodale heer.
afbeelding: iStock. Salvatore Conte