twaalf gedenkstenen uit de Jordaan
4 Toen het hele volk klaar was door te gaan (A)over de Jordaan, zei De Heer tot Jozua, 2 (B)”neem twaalf mannen uit het volk, uit elke stam een man, 3 en beveel hen, zeggende: neem (C)twaalf stenen van hier uit het midden van de Jordaan, van de plaats (d)waar de priesters ‘voeten staat stevig, en brengt ze met u en leg ze neer in (e)de plaats waar u overnacht.4 Toen riep Jozua de twaalf mannen uit het volk Israels, die hij gesteld had, een man uit elken stam. 5 En Jozua zeide tot hen: gaat door voor de ark des HEEREN, uws Gods, in het midden van de Jordaan, en neemt een iegelijk een steen op zijn schouder, naar het getal der stammen des volks Israels; 6 opdat dit een teken zij onder u. (F) wanneer uw kinderen te zijner tijd vragen: ‘Wat betekenen die stenen voor u? 7 dan zult gij tot hen zeggen, dat G)de wateren van de Jordaan afgesneden zijn voor de ark des verbonds des HEEREN. Als zij over de Jordaan ging, zo werden de wateren van de Jordaan afgesneden. Alzo zullen deze stenen Voor het volk Israels (H) een Gedachtenis zijn tot in eeuwigheid.”
volledig hoofdstuk lezen