Matteüs 16 beschrijft de Farizeeën en Sadduceeën zoals ze door Jezus worden berispt omdat ze huichelaars zijn. Het beschrijft ook de leringen die Jezus aan zijn discipelen geeft.
“Maleachi | Matthew | Mark” |
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 |
21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 |
” Alle boeken in de Bijbel “
de Farizeeën
de Farizeeën en Sadduceeën verzamelden zich rondom Jezus en verzochten hem, vragend dat Hij hen een teken uit de hemel zou laten zien. Jezus berispte hen echter als huichelaars en zei dat ze de tekenen van de tijd moesten lezen terwijl ze de hemel voor het weer lazen. Hij zei dat ze geen tekenen zouden krijgen, behalve die van Jonas. En als zijn discipelen tot hem kwamen, verliet hij de stad. Zijn discipelen
nadat zij naar de andere kant van de stad waren gegaan, sprak Jezus een gelijkenis tot zijn discipelen en waarschuwde hen om op hun hoede te zijn voor de leer van die tijd. Zijn discipelen begrepen hem echter niet en maakten zich zorgen dat ze niet genoeg voedsel hadden meegebracht om te eten. Toen Jezus hun zorgen hoorde, berispte hij hen en zei hen zich te herinneren hoe een menigte van duizenden met vijf broden was gevoed.
vragen over identiteit
Jezus wendde zich tot Zijn discipelen en vroeg hen wie de mensen dachten dat hij was. Zij antwoordden dat het volk geloofde dat hij Johannes de Doper, Elias, Jeremias, of een van de andere profeten was. Toen hij hen vroeg wie zij dachten dat hij was, antwoordde Petrus dat hij Christus was, de Zoon van God. In antwoord op Petrus ‘ antwoord zegende Jezus hem en beloofde dat Petrus het fundament van zijn kerk zou zijn.
de toekomst onthullen
nadat hij zijn discipelen had verteld zijn identiteit aan niemand te onthullen, legde hij uit dat hij naar Jeruzalem zou moeten reizen. Daar, zei hij, zou hij gemarteld worden door schriftgeleerden, Farizeeën en priesters tot de dood. Na drie dagen zou hij echter weer opstaan. Toen Zijn discipelen dit hoorden, protesteerde Petrus en drong erop aan dat de gebeurtenissen die Jezus beschreef, niet hoeven plaats te vinden. Maar Jezus bestrafte hem en zei dat het Gods wil was.
nadat hij deze dingen aan zijn discipelen had uitgelegd, vertelde hij hen dat als ze hem wilden volgen, ze zichzelf moesten verloochenen. Hij verklaarde dat iedereen die hun leven probeerde te redden het zou verliezen, maar als ze hun leven gaven voor zijn bestwil, zouden ze gered worden.
“vorige hoofdstuk”
Matteüs hoofdstuk 16 (King James Version))
1 en de Farizeen en de Sadduceen kwamen, en verzochten hem, dat hij hun een teken uit den hemel zou doen zien.
2 Hij antwoordde en zeide tot hen: wanneer het avond is, zegt gij, het zal mooi weer zijn: want de hemel is rood.De ochtendtemperaturen liggen rond de 2 graden.overdag worden temperaturen van maximum 3 graden bereikt. Gij geveinsden! gij kunt het aangezicht des hemels onderscheiden; maar kunt gij de tekenen der tijden niet onderscheiden?
4 een slecht en overspelig geslacht zoekt naar een teken; en er zal geen teken worden gegeven aan het, dan het teken van de profeet Jonas. En hij verliet hen,en vertrok.
5 en toen zijn discipelen naar de andere kant kwamen, waren ze vergeten brood te nemen.
6 Toen zeide Jezus tot hen: Ziet toe en wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en der Sadduceeën.
7 en zij redeneerden onder elkaar, zeggende, Het is omdat we geen brood hebben genomen.8 Toen Jezus het zag, zeide Hij tot hen: gij kleingelovigen! Waarom spreekt gij onder uzelven, omdat gij geen brood gebracht hebt?
9 begrijpt gij nog niet, noch herinnert u zich de vijf broden van de vijfduizend, en hoeveel manden hebt gij opgenomen?
10 noch de zeven broden van de vierduizend, en hoeveel manden hebt gij opgenomen?11 Hoe komt het dat gij niet begrijpt, dat ik het u niet over brood heb gezegd, dat gij u moet hoeden voor den zuurdesem der Farizeeën en der Sadduceeën?
12 toen begrepen zij hoe hij hen gebood niet op te passen voor de zuurdesem van brood, maar voor de leer van de Farizeeën en van de Sadduceeën.13 toen Jezus aan de kusten van Caesarea Filippi kwam, vroeg Hij Zijn discipelen, zeggende: Wie zeggen de mensen, dat ik de Zoon des mensen ben?14 en zij zeiden, sommigen zeggen dat gij Johannes de Doper bent, sommigen Elias, en anderen Jeremias, of een van de profeten.
15 hij zeide tot hen: maar wie zegt gij, dat ik ben?
16 en Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.17 En Jezus antwoordde en zeide tot hem: gezegend zijt gij, Simon Barjona; want vlees en bloed heeft het u niet geopenbaard, maar mijn vader, die in de hemelen is.18 en ik zeg ook tot u, dat gij Petrus zijt, en op deze rots zal ik mijn kerk bouwen; en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.19 en Ik zal u de sleutels van het Koninkrijk der hemelen geven: en al wat gij zult binden op aarde, zal gebonden zijn in de hemel; en al wat gij zult ontbinden op aarde, zal ontbonden zijn in de hemel.
20 vervolgens gebood Hij Zijn discipelen dat zij niemand zouden vertellen dat hij Jezus de Christus was.21 vanaf die tijd begon Jezus Zijn discipelen te tonen, hoe hij naar Jeruzalem moest gaan, en vele dingen moest lijden van de oudsten en overpriesters en Schriftgeleerden, en gedood moest worden, en ten derden dage opgewekt moest worden.
22 Toen nam Petrus hem, en begon hem te berispen, zeggende: Zij het verre van u, Heere: dit zal u niet geschieden.
23 Maar hij keerde zich, en zeide tot Petrus: ga achter mij, Satan: gij zijt mij een aanstoot.: want gij begaat niet de dingen, die van God zijn, maar die van de mensen zijn.
24 Toen zei Jezus tot zijn discipelen, als iemand na mij komt, laat hem zichzelf verloochenen, en zijn kruis opnemen, en mij volgen.
25 want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen: en wie zijn leven wil verliezen om Mijnentwil, zal het vinden.
26 Want wat heeft een mens als hij de hele wereld wint en zijn eigen ziel verliest? of wat zal een mens geven in ruil voor zijn ziel?27 want de Zoon des Mensen zal komen in de heerlijkheid zijns vaders met zijn engelen; en dan zal hij een iegelijk vergelden naar zijn werken.28 voorwaar, Ik zeg u, er zijn sommigen die hier staan, die de dood niet zullen proeven, totdat zij de Zoon des Mensen zien komen in zijn koninkrijk.
“Vorige Hoofdstuktekst Hoofdstuk”