het is vernoemd naar Cornelius Jansen, bisschop van Ieper in het begin van de 17e eeuw. Zijn belangrijkste werk, Augustinus, werd na zijn dood gepubliceerd. In dit werk beweert hij de ware leer van de heilige Augustinus over de genade te hebben herontdekt, die eeuwenlang voor de kerk verloren was gegaan. Ook al was hij niet strikt een ketter, zijn geschriften nog steeds grote schade aan de kerk. In die tijd predikten de Jezuïeten zwaar over de genade van God. Dit werd door sommigen gezien als morele laksheid. Ook de debatten met de calvinisten hadden invloed op Jansen ‘ s gedachten. Zonder in te gaan op de details van de “vijf stellingen van Jansen”, leerde deze ketterij in wezen dat Gods reddende genade onweerstaanbaar is, hoewel niet aan iedereen gegeven. Volgens Jansen kon een persoon deze genade niet aanvaarden of afwijzen vanwege zijn gevallen natuur. Hoewel personen, die het ontvingen, zeker waren van verlossing. Helaas ontving niet iedereen deze reddende genade. God verordende wie gered was en wie verloren was. Jansen ontkende de menselijke vrije wil en Gods verlangen om iedereen te redden (1 Tim. 2:4). Hoewel de jansenisten hoopten de morele laksheid van hun tijd te bestrijden door middel van morele rigorisme, bevorderden hun ontkenning van de menselijke vrije wil en Gods barmhartigheid eigenlijk morele wanhoop of een zorgeloze, frivole levensstijl, aangezien persoonlijke handelingen geen effect hadden op persoonlijke redding. Als gevolg van de dubbelhartigheid van haar promotors, deze ketterij geschaad de kerk voor meer dan zeventig jaar.
gedrukt met toestemming van a Catholic Response, Inc.